Ik word op een of andere manier vaak onder de voet gelopen. Ik kom uit Slowakije. Daar had ik een zwarte vriendin maar ik werd heel bang van het racisme. De relatie hield geen stand en ik reisde van baan naar baan en zelfs van land naar land. Amsterdam was al die tijd mijn droom en dat blijkt te kloppen: hier voel ik me thuis. Maar dat ging bepaald niet makkelijk. Ik kan dus niet goed grenzen stellen voor mezelf. Steeds werd ik uit huizen gezet of pikten anderen het in. Ik ben zo iemand die, als ik nog vier euro heb en iemand vraagt me om drie, dat ik die dan ook geef. Uiteindelijk stond ik echt op straat. Dakloos. En dan beland je dus in een gevaarlijke, keiharde wereld, met heel veel drugs. Ik had geen geld, ik kende niemand. Toen ben ik gezwicht en ook gaan gebruiken. Nu niet meer, nu ben ik aan de methadon en probeer mijn leven alsnog op orde te krijgen. Ik heb vrienden inmiddels, ook in de ‘gewone wereld’. En werk, bij het Koffiehuis. Als teamleider van een veegploeg in de Kalverstraat probeer ik altijd vriendelijk te zijn en op een zachtaardige manier leiding te geven. Hoe hard de wereld ook is, ik zie daklozen uiteindelijk allemaal als kinderen die de realiteit niet helder zien en geholpen moeten worden. Ook al doet het mij zelf soms pijn als ik te veel geef. Maar ik probeer anderen te helpen zoals ik hier zelf ook geholpen ben.