RIP JOHN GUTHRIE

In 2021 overleed John Guthrie, boegbeeld van onze kledingwinkel. Hij hield niet van interviews, maar aan dit portret, voor het boek Haarlemmerbuurt Verhaalt, werkte hij nog mee.

De etalage is een soort aquarium, net als op de zeebodem is er van alles te vinden. Dingen van vroeger, dingen van nu. Veel spullen in deze winkel hebben een verhaal. Het zijn boeken die ik heb gelezen, films die ik heb gezien. Verder natuurlijk de kleren. Hier komen mensen die dakloos zijn, maar ook jonge meiden op zoek naar een tweedehands jurkje. Buren voor buren, dat is wat het is. Soms mats ik iemand, of we dingen een beetje af, altijd heel gemoedelijk. Er is voor iedereen wel wat. De winkel staat in schril contrast tot mijn huis, daar is alles minimalistisch. Twee messen, twee vorken, dat werk. Kleren was ik en geef vaak terug aan de winkel. Ik heb niet zoveel nodig.

In 2003 was ik op weg naar Denemarken om te kijken of ik daar kon werken. De trein maakte een tussenstop in Amsterdam en ik dacht: laat ik eens kijken hoe het er hier uitziet. Nooit meer doorgereisd naar Aalborg. Datzelfde was me dertig jaar geleden ook al eens overkomen. Toen zou ik twee weken op vakantie gaan in Griekenland. Ik vermoed dat ze zich bij de vliegtuigmaatschappij tot op de dag van vandaag afvragen wat er toch gebeurd is met dat nooit ingewisselde retourticket. In Griekenland heb ik verschillend soort werk gedaan. Ik maakte kaas in een kaasfabriek, op een dag schoot mijn baas zo een vogel uit de lucht die naar binnen was geglipt, die viel in de bak met kaas. Gelukkig ging de baas daarna die vogel verzorgen, dat vond ik fijn. Ook werkte ik er als schilder van kerken. In de verf ging een scheut olijfolie, dat glansde dan zo mooi als de zon erop stond.

Ik ben geboren in Noord Engeland, maar er is niks wat mij daar bindt. Geen familie. Eenmaal in Amsterdam viel ik een keer in slaap bij het standbeeld van Multatuli, toen hebben ze mijn rugzak gejat met al mijn adressen erin, die ben ik dus ook kwijt. Bij de Volksbond kwam ik terecht voor een kop koffie en toen ben ik blijven plakken. Nu ben ik de manager van deze kledingwinkel, algauw zo’n zestig uur per week. De deur is altijd open. Een huis vinden was lastiger. Ik heb achttien jaar aan de rafelranden van de stad geleefd, tussen de alcoholisten en het geweld.

Vorig jaar kreeg ik problemen met mijn gezondheid. Eerst ben ik gezonder gaan eten: geen drank meer, geen kapsalons. Ik viel dertig kilo af. Toen bleek ik kanker te hebben. Ik heb nu een litteken over mijn borst en buik. De chemotherapie is net klaar, maar er kan nog van alles gebeuren. Toch een soort dans in het donker. Op het moment van de kanker had ik niet eens een telefoon, geen computer, niks. Ik ben daar allemaal niet zo van. Laat mij maar. Als ik al een relatie heb, dan is het misschien met de winkel, we maken verschillende fases door met elkaar. Neem de iepensneeuw. Als die valt, begint de lente. Die sneeuw waait de winkel in en we vegen het niet weg, ik geniet er juist intens van. Ik hou van de natuur, van het leven van zonsopgang tot zonsondergang. Ik hou van wijngaarden, de zee, wild stromende rivieren, van lavendelvelden. En van de verschillende jaargetijden. Dat je de lente bijna hoort aankomen, met de vogels, het licht, steeds meer licht. En de zomer… die is altijd ineens voorbij, kinderen weer naar school. Dat je denkt: wat is er gebeurd met juni?

John in Haarlemmerbuurt verhaalt

John in Het Parool